“Ik heb hooikoorts.”
“O ja?”
Snotterend en niezend kijkt hij me aan.
O nee! Denk ik nog.
Maar het is al te laat, je kan niks meer doen.
To be or not to be. Besmet of niet besmet.
Op naar de drogist.
Als ik bij de drogist aankom merk ik dat de eigenaar ook verkoudheidsverschijnselen vertoont.
Ik schrik. De vrouw voor mij ook.
Zij vraagt op een zo vriendelijk mogelijke manier of hij verkouden is.
“Dit heb ik elk jaar, “zegt hij.
“Hooikoorts.”
Ik kan mij niet herinneren hem ooit met een snotneus of hese stem te hebben aangetroffen.
Eigenlijk wil ik weg. Maar ik moet nog afrekenen. Hij pakt mijn spullen met zijn handen vast. Kucht nog wat en doet ze in een tasje.
“Het is enorm druk deze week,” zegt hij, alsof er niks aan de hand is..
Ik kijk naar zijn besmette handen en mijn tasje.
“We draaien twee keer zoveel omzet. Dat is natuurlijk heel fijn voor de portemonnaie,” zegt hij. “Maar ik ben het wel een beetje zat. Het is zo druk.”
Hatsjie!
Ik mijn fantasie zie ik nu allemaal Corona druppeltjes uit elkaar spatten op mijn tasje. Ik moet hier als de sodemieter weg denk ik. Ik gris mijn tasje van de toonbank en ren naar buiten.
Buiten weet ik niet hoeveel doekjes ik moet pakken om al mijn spullen te ontsmetten.
Voor de zekerheid ontsmet ik ook mijn handen, het stuur, mijn mouwen en mijn fietstas.
In de supermarkt later op de dag moet ik nog steeds aan die kuchende man denken. En zijn onbeschermde handen die mijn spullen vastpakte. Opeens voel ik zelf ook een kuchje opkomen. Wat is dat?
Nee toch! Ik niet toch ook?
Ik probeer ‘m binnen te houden. Maar wat ik ook probeer, hij wil er persé uit. Hoe harder ik ‘m weg druk hoe erger hij zich aanbiedt. En dan komt het ineens. De bevrijding.
Uch!
Mensen kijken mij verschrikt aan. Ik duik weg. Wat moet ik doen? Want ik voel er weer een komen. Ik druk met mijn arm op mijn mond. Ik kan aan niks anders meer denken.
Ik moet onmiddellijk de winkel verlaten, gaat er door mij heen.
Als ik thuis ben is de hoest weg en komt ook niet meer terug.
Teveel er mee bezig zijn is dus ook niet goed.