Als ik deze nummers zie realiseer ik mij dat je nog maar weinig zelf hoeft te doen. Wij tekenden de nummers vroeger zelf op de stoep. Met krijt. Nu hoeft dat niet meer.
Ik heb nooit het plezier van dit spelletje begrepen. Als ik mij het goed herinner spring je met één been op het middelste nummer en dan met twee benen op de twee buitensten. Maar wat is daar de lol van?
Een beetje suf heen en weer springen vond ik het.
Net zoals dat touwtje springen. Dan hielden twee mensen een lijn vast en gingen draaien. En dan moest ik zo vaak ik kon over die ronddraaiende lijn heen springen.
Misschien kwam het wel omdat ik daar niet zo goed in was, maar ik probeerde er altijd onderuit te komen.
Knikkeren was een heel ander verhaal. Dat was een spel waar ik van hield. Dat ging ergens over. Dat was een spel over winst en verlies. Over bezit. Over begrijpen waar je voor speelt.
Net zoals bomen klimmen, verstoppertje spelen, sporten of monopoly.
Maar domweg hinkelen, of hutten bouwen?
Ja, hutten bouwen an sich begreep ik wel. Maar dan was de hut af en dan zaten we in die hut. En dan was mij niet geheel duidelijk wat hier leuk aan was.
Ik kijk naar de cijfers op de grond. Heette dit spel niet ‘hink stap sprong’?