Terwijl ik deze mooie hondendrol aan het fotograferen ben spreekt een vrouw van tweeënzeventig mij aan.
”Ik ben heel druk want ik ga een house warming party organiseren,”zegt ze zonder zichzelf te introduceren.
Ze spreekt luid en staat iets te dichtbij. Ik kijk haar aan. Wat zegt ze? Housewarming party? Wie is deze vrouw?
Ik denk aan mijn wandeling. En de kleurige bladeren op de straat.
Eigenlijk wil ik doorlopen maar weet niet goed hoe ik dat aan moet pakken want deze vrouw wil praten.
“Het wordt een straatfeest met dresscode,” zegt ze. “Je komt als zwarte piet of hovenier.”
Zwarte Piet? Hovenier?
“Wat bedoelt u,” vraag ik haar?
“Lekker makkelijk toch? Hoef je niet meer na te denken over wat je aan moet trekken.”
Ik vind het toch wat vreemd. Zwarte Piet in deze tijd, is dat niet wat delicaat? Of wil ze een punt maken?
En hovenier? Waarom een hovenier? Hoe ziet een hovenier er eigenlijk uit?
Ik vraag niks. Dat hoeft ook niet.
“De taal. Afscheid nemen. ‘Doeg’ en ‘doei’. Lelijke woorden. Neem nou het engels. Daar zeg je gewoon ‘bye’. Laten we het gewoon bij ‘dag’ en ‘bye’ houden. Dat zijn korte duidelijke woorden van drie letters.”
Ik vraag mij af waarom zij mij dit vertelt.
Ze heeft een gebruind gezicht en verwilderde grijze haren.
“In Engeland zeggen ze toch ook niet ‘bay’ in plaats van ‘bye’,” gaat ze verder? Waarom moeten we al die woorden verdraaien?”
Een donkere vrouw met kleurig gewaad komt naar buiten.
“Je hebt een mooie tuin,” roept de tweeënzeventig jarige tegen de donkere vrouw.
De vrouw kijkt haar niet begrijpend aan. De tweeënzeventig jarige, die er overigens veel jonger uitziet, herhaalt haar opmerking. De opmerking wordt nu wel begrepen maar de donkere vrouw zegt niks terug.
Dan gaat ze ineens door de knieën, kust de grond van haar tuintje en loopt snel weer naar binnen.
“O god,” zeg ik. “Wat is dit nou? Ze is je dankbaar.”
“Ja,” zegt de tweeënzeventig jarige zacht en nu toch wel onder de indruk, “ze kust moeder aarde.”
Maar dan gaat ze weer door met luide stem.
“Dat woordje ‘god’ wat je net zei,” zegt ze, “niet doen. Dat zeg je niet. Maak er wat anders van. Holamalula voor mijn part.”
Ik voel mij betrapt. ‘O god’ roepen als een reactie is inderdaad niet de beste keuze. Maar hoe krijg ik dat er uit?
Ze klapt op en neer van het lachen. Als een elastiekje. En ze spreekt met rauwe stem.
Ik zie een grote paddenstoel die tegen een boom groeit.
“Kijk, kijk, dat kindje. Moet je eens opletten. ik ga wat tegen hem zeggen.”
Ik heb geen tijd de paddenstoel beter te bestuderen.
Ze roept enkele zinnen naar hem.
De jongen kijkt niet om en de moeder ook niet. Ze lopen door.
“O,” zegt ze. “Meestal antwoordt de moeder voor het kind en daar zeg ik dan wat van. Maar nu zeiden ze niks terug.”
Ik denk aan de pianolessen die ik geef en aan moeders die bij elke vraag die ik aan het kind stel de behoefte voelen te antwoorden voor hun kind.
Ik: “heb je tijd gehad om te oefenen deze week?”
Moeder: “hij heeft het zo druk gehad deze week, hij heeft echt geen tijd.”
Het kind kijkt mij dan meestal knikkend aan. Want zijn moeder heeft gelijk. Hij heeft het zo druk gehad. En dan krijg ik een waslijst aan sporten en bezoekjes die er zijn geweest.
Piano studeren kost niet meer dan een half uurtje per dag. Maar dat schijnt voor deze leerlingen een mega investering te zijn. Want er moet ook nog gerelaxed worden met de Ipad of de telefoon.
“Ik heb overal gewoond,” gaat ze verder. “Ook in Den Haag. Ik heb zelfs even in de cel gezeten.”
Wat zegt ze nou, denk ik gechoqueerd? Maar voordat ik daar iets over kan vragen is ze al weer verder.
Er is geen spelt tussen te krijgen. Dit wordt een latertje. Een bloem drijft langs op het water.
Vreemd. Ze praat keurig Haags. Bijna bekakt. Dat rijmt niet met haar schreeuwerige doen en laten.
Ze is al twee keer weduwe geworden, vertelt ze me. Hoe dat precies zit vraag ik niet.
Ik kijk om mij heen. Niemand kan het van mij overnemen. Want er is niemand. Ik probeer duidelijk naar de tijd op mijn telefoon te kijken maar ze pakt het signaal niet op.
Ze loopt naar de verkeersdrempel midden op straat en zegt daarna op theatrale wijze: “Een auto reed mij gisteren bijna omver hier op deze verkeersdrempel.” En ze wijst.
“En die auto reed daarna gewoon door! Toen ben ik gaan schreeuwen. Zo boos en geschrokken was ik. Maar niemand in de buurt die mij hielp of te hulp kwam. Dat is typisch Nederlands. Ik lag bijna onder die auto. En niemand die je helpt”
Ik moet denken aan het artikel wat ik gelezen heb over Nederlands gedrag vanuit de Engelsen gezien:
Dutch courage: Moedig handelen na alcoholgebruik
Going Dutch (of Dutch Treat): ieder betaald voor zichzelf
Double Dutch: onzin
Dutch Uncle: een persoon die recht voor zijn raap spreekt
Dutch Day-Off: een dagje vrij voor huishoudelijke taken
Ik zie hier niet bijstaan: Dutch Ignorance. Dat klopt. Want die bestaat ook niet. Maar dat zou kunnen betekenen: ongeval negeren.
Ik kijk op mijn horloge en wil nu weg.
Maar eerst word ik nog uitgenodigd voor haar straatfeestje. “Zwarte piet of hovenier is de keus” roept ze lachend naar mij.
Ik weet niet of ik daar heel blij van wordt.
“Dag,” zegt ze en slingert weg.
Ik ben gesloopt.