Het is vroeg. Om acht uur in de ochtend pak ik de tram naar het Centraal Station. Er zitten weinig mensen in de tram. En diegenen die daar zitten kijken wat slaperig voor zich uit.
Ik niet. Ik voel de adrenaline door mij heen gieren.
Ik ga met verschillende treinen en een bus naar Nieuwkoop. Dat is niet de plek waar ik moet wezen.
Nee, dat is Noorden.
Maar tussen Nieuwkoop en Noorden is geen openbaar vervoer in het weekend.
Nieuwkoop ligt vier kilometer van Noorden af.
Normaliter zou ik zeggen: “geen probleem, dat loop ik toch.”
Maar ja, als je twintig kilometer voor de boeg hebt is een extra vier kilometers toch wel wat veel.
Om tien uur arriveer ik in Nieuwkoop. Samen met Vlinder. Mijn vriendin.
Nieuwkoop is een prachtig dorp aan het water. Het zonnetje schijnt. De verleiding is groot om op een bankje te gaan zitten.
Maar we hebben geen tijd.
We moeten verder.
Vlinder steekt haar duim op. Om te liften.
En ja hoor, al snel stopt er een auto.
Het is een chique auto met lederen bekleding. We mogen achter instappen. Met mondkapjes op.
Een Aziatisch uitziende man vertelt dat hij in Noorden woont. Zo ook zijn vader die naast hem zit.
We vragen hen hoe het is om hier te wonen.
Zijn vader vertelt ons dat het hier heel fijn wonen is. Was. Vroeger.
“Maar ja,” zegt hij, “de rijken pikken onze plekken in. Wij kunnen geen huis meer krijgen. Er komen steeds meer grote villa’s aan het water. Je ziet niks meer van al het water.”
Ik vraag mij af wat rijk zijn voor hem betekent. De grote chique auto oogt alles behalve arm.
Ze zetten ons af precies op de plek waar we moeten zijn.
We zeggen ze gedag en om precies kwart over tien starten we de vijfde etappe. Een belangrijke etappe voor mij. Want vandaag zullen we de grens met de provincie Utrecht oversteken.
Dat voelt heel groots, van Den Haag naar Utrecht lopen.
We beginnen met een weggetje door de weilanden dat naar een natuurgebied leidt.
De Groene Jonker heet dat natuurgebied. Een gebied met vogels, riet, water, paadjes en bankjes om op te zitten.
Jammer dat we nu nog geen pauze kunnen nemen want de een na de andere houten picknick tafel dient zich aan.
Naast het natuurgebied liggen sfeervolle huizen. Een beetje boerderij-achtig. Ik kijk mijn ogen uit.
We zijn hier midden in het Groene Hart. Nooit geweten dat het Groene Hart zo mooi kon zijn.
Dan volgen we het water zoals de laatste paar wandelingen wel vaker is voorgekomen.
Maar wat ziet het er weer anders uit dan de voorgaande wandelingen. Ik ben er van onder de indruk dat een lange afstandswandeling per dag zo kan verschillen.
Het zonnetje schijnt steeds feller wat voor een aangenaam contrast zorgt met de vorige wandeling. Misschien is het daarom wel dat we ons beiden wat loom en suf voelen en zin hebben om met onze ogen dicht in het gras te gaan liggen.
We nemen een pauze op een dijkje.
Ik kijk verlangend naar de overkant. Waar een camping ligt. Wat zou het heerlijk zijn om nu bij mijn tentje te zitten. En even te niksen.
Maar ja, we moeten nog wel wandelen.
Het gaat dit keer toch wat moeizamer dan de andere keren. Mijn benen zijn zwaar en ik heb voor het eerst eigenlijk geen zin om zo’n afstand te lopen. Maar ik geef er niet aan toe.
Ik probeer niet aan de moeheid te denken.
Aan deze kant van het water is geen fietspad of ruimte voor auto’s. Dat maakt dat we langs de meest mooie en rustige plekken komen. Soms lopen we door tuinen van mensen of over hun erf.
Er is hier veel te zien.
We lopen richting het Woerdense Verlaat.
Sommige mensen spreken ons aan, sommigen niet.
Na het Woerdense Verlaat lopen we langs een grote weg. Dat is wat onrustig. In het boekje staat dat ze met een nieuwe route bezig zijn. En als ik op het kaartje kijk dan gaat die nieuwe route inderdaad niet meer langs deze grote weg.
Maar, we zien wel het bord Utrecht op deze weg voor ons opdoemen.
En dat is heel wat!
Dan gaan we een klein weggetje in. Gelukkig.
Daar stuiten we op een blauw pontje. Voetveer Joostendam heet deze pont. We moeten deze veer zelf bedienen om naar de overkant te kunnen.
Maar ja, hoe doe je dat, een veer besturen? Er zijn twee stuurwielen waar je aan kan draaien.
En welke is de goede? Welke kant moet je ze opdraaien?
Gelukkig is Vlinder wat technischer dan ik. Zij begint te draaien. Aan het volgens haar goede wiel.
En jawel, dat werkt, we drijven langzaam richting de overkant.
Twee nieuwe wandelaars staan ook te wachten op het pontje dus we gaan er snel weer van af.
Aan de overkant is het even zoeken naar de goede richting.
Maar gelukkig heb ik het boekje. En daar staat precies in beschreven hoe de tocht verder gaat.
Er zijn veel molens op deze route.
En riet.
Ook zien we bijzondere luchten.
En knotwilgen. Ik blijf ze mooi vinden.
Als we eindelijk in Breukelen aankomen merk ik dat ik mijn mondkapje ben verloren.
Nee toch!
Dan kan niet.
Wat nu?
Hoe moet ik nou met de trein?
Er is geen winkel te zien bij dit station.
We gaan de Mac-Donald in om daar naar een mondkapje te vragen.
Maar helaas, daar hebben ze geen mondkapjes.
We lopen terug naar het station waar we een monteur bezig zien met het schoonmaken van NS borden.
Ik vraag hem of hij weet of er op dit station mondkapjes te koop zijn.
Ondertussen ben ik al verwoed bezig mijn sjaal voor mijn mond en neus te binden, alhoewel ik weet dat dat verboden is in de trein.
Tot mijn verbazing zegt de man dat hij een mondkapje voor mij heeft en hij loopt naar zijn auto.
“Wil je een gecertificeerde of een gewone?” vraagt hij mij.
Tsjonge, dat er nog dit soort mensen bestaan.
Mooi verslag. Prachtige foto’s. Feest der herkenning. En wat stoer dat jullie gingen liften. Volgende etappe de Utrechtse heuvelrug. Het bos in. Geniet er van. Groet, Ellen.
Ja leuk, ik heb er zin in!
Het is weer een geweldig verhaal, je verteld alsof ik naast je loop, gezellig.
Breukelen ken ik alleen vanaf het water waar we veel doorheen kwamen.
Dank je Leo! Hoe was Breukelen vanaf het water? Lijkt mij heel mooi.