Ik zit op het Zuiderstrand. Het Zuiderstrand is rustig. Normaliter.
Maar nu niet. Want het is warm. Erg warm.
Het is avond. Meestal zijn er niet veel mensen. Maar deze dag wel. Om nog een laatste duik te nemen.
De mini barbecues branden, flesjes wijn worden ontkurkt, biertjes uit de koeltas gehaald en de zon gaat steeds verder richting zee.
Helaas zijn er vandaag ook kwallen. Niet veel. Ik had ze niet gezien maar de kinderen naast mij wel.
Kinderen en ouders.
Achter mij zit een jong stelletje. Een jongen en een meisje.
De jongen is aan het telefoneren. Het valt mij op dat hij woorden gebruikt die ik niet ken.
“Goser, weer bij Lapsang gegeten. Kankerchill. We gaan naar de stad zo.”
Stilte.
Een peuter komt aanrennen. Hij schreeuwt.
“Ik ben gepakt!”
Ik schrik op. En zit kaarsrecht op mijn matje. Wat is gebeurd?
Zijn moeder en oma liggen rustig onder de parasol en lijken minder aangedaan. Blijkbaar begrijpen zij wat hij bedoeld.
“Je moet spoelen met water,” zegt zijn moeder. “Kom, we gaan even naar die douche daar.”
“Hij wordt altijd gepakt door kwallen,” zegt ze tegen oma. “Je moet spoelen. Dat schijnt het beste te zijn.”
De jongen aan de telefoon krijgt een vraag die hij niet kan beantwoorden.
“ Kate, waar zijn we? Is dit Kijkduin?”
Zijn vriendin heet Kate.
“Nee, we zijn bij het einde van Duindorp,” zegt Kate.
“Einde van Duindorp? Welk einde? Hé goser,” gaat hij verder, “ik ga nog even een dutje doen en dan gaan we eten.”
Stilte.
Het blijft warm. De zon gaat onder. Veel mensen zwemmen nog.
“Lapsang is best basic food,” gaat hij verder.
De peuter en de moeder zijn inmiddels teruggekeerd van de douche. De peuter ligt ontspannen op zijn matje. En kijkt op een tablet. De moeder is in gedachten verzonken.
“Echt chill. Echt te gek,” zegt de vriend van Kate.
Iedereen hoort dit gesprek.
“De baas houdt er wel van. Dus dat. Echt te gek. We zitten op het Zuiderstrand. Gister drankje doen. Ik kon echt niet meer lopen. Met de broer van Kate.”
Stilte.
“Ga toch kleppen. Ga wat doen gozer.”
Stilte.
“Oké, gezellig, leuk.”
“Mam, ik wil naar huis,” zegt de zus van de peuter.
“We gaan zo,” zegt haar moeder.
Een ander kind rent achter een meeuw aan.
De meeuwen zijn aan het smikkelen van een appel.
Hij wil ze opjagen. Hij heeft plezier in zijn spel.
“Je gaat wel telkens naar de klote,” gaat Kate’s vriend weer verder. Hij heeft een sigaretje in zijn mond. Zijn vriendin ligt op ‘m.
“Ja toch? Ik ga zaterdag niks doen, zondag wel. Misschien gaan we koken.”
Stilte.
“Ha ha.”
Hij heeft donkere haartjes op zijn lichaam.
“Ja, dus dat.”
Dan wil hij het afronden.
“He, ik ga lekker hangen. Ik weet niet wat jij gaat doen maar kijk een leuke film. Ik spreek je morgen wel. Hai hai.”
Ik zucht. Al die gesprekken. Gelukkig maken ze aanstalten weg te gaan.
Ik wil nog een laatste duik nemen, maar het kwallen verhaal heeft mij toch teveel aangegrepen.
Leuk! Hoewel…. wat ’n gesprek…
Hi Mak, apart hè, hoe dat onder jongeren gaat. Ook wel heftig!
Is dat Haags, dat taalgebruik.?
Groet🍀
Hi Frida! Dat is mij ook niet helemaal duidelijk. Ik vermoed dat dit jongerentaal is. Want hij had geen Haags accent. Maar misschien een Haagse jongerentaal