Er staat in het centrum van den Haag voor de Grote Markt een beeld van Haagse Harry. Haagse Harry is een stripfiguur die veel voor Den Haag betekend heeft.
Terwijl ik vanaf het terras naar dit beeld kijk zie ik een groepje mensen er naast staan. Ze zoeken een pose voor een groepsfoto. Er is een vrolijke gids die naar het uit ziet een levendig en hilarisch verhaal over Haagse Harry weet te vertellen.
Mijn plan stil te staan bij plekken waar mensen normaliter niet bij stilstaan is bij deze van de baan.
Ik loop als de mensen weg zijn richting het beeld om ook wat foto’s te nemen. Het is leuk om dit vanuit meerdere hoeken te doen.
Aan de achterkant ziet het beeld er zo uit:
Let op zijn uitgestoken middelvinger. ‘Hij schopt nu eenmaal overal tegenaan,’ wordt er over Haags Harry gezegd.
Aan de voorkant zie je zijn bolle buik met een trainingsjasje.
Ook Marnix beroemde hondendrol, die hij op elke kaft tekende, ligt op de grond.
Op zijn shirt staat in fonetisch Haags dialect geschreven: ‘Kap Nâh!! Lekkâh Belangrèk’ (vertaald: Kap nou!! Lekker Belangrijk).
Het standbeeld staat precies boven de tramtunnel die onder de Grote Markt doorloopt. Deze tunnel is door Marnix in zijn strips vaak belachelijk gemaakt vanwege de veel hoger uitvallende kosten dan vooraf begroot.
Wie was deze Haagse Harry?
De meesten zullen hem wel kennen. Haagse Harry is een strip getekend door Marnix Rueb en gaat om een inwoner van Den Haag die fonetisch Haags dialect praat.
Haagse Harry woont in Den Haag, is werkeloos, grof in de mond maar heeft een hartje van goud. Wel is hij regelmatig agressief als relschopper van ADO Den Haag. Andere personages zoals zijn vrouw zijn even volks als Harry.
Maar ook koningin Beatrix, de burgemeester en politici komen er in voor.
Alle personages spreken plat Haags. Ook Beatrix.
Haagse Harry is ontstaan in de tijd dat striptekenaar Marnix Rueb in de Schilderswijk ging wonen. Hij vertelde over het ontstaan van Harry: “Ik werd in die tijd geconfronteerd met de echte authentieke Hagenees. Ik vind dat bijzonder aansprekende types, en ik vind de Haagse taal erg mooi. Ook stralen ze iets uit wat me wel aanspreekt. Het zijn vervaarlijke types, al zullen ze je geen kwaad doen.”
En zo werd Haagse Harry geboren, een werkloze Hagenees met een enorme buik en een matje in zijn nek die in trainingspak door Den Haag banjert. In zijn ‘vrije tijd’ rookt Harry graag blowtjes of bezoekt hij gabberfeesten en wedstrijden van FC Den Haag. In de strips wordt tijdens Harry’s avonturen alles en iedereen op de hak genomen, inclusief de Hagenezen zelf. Leden van het Koninklijk Huis treft men zelfs in coffeeshops aan.
Marnix Rueb
Wat je niet zou verwachten is dat Rueb is opgegroeid als zoon van een rechter in het chique deel van Den Haag, Benoordenhout. Rueb was een kleuter toen hij begon met tekenen. Op de lagere school, een school waar ook Mark Rutte en Lodewijk Asscher op gezeten hebben, wist hij al dat hij striptekenaar wilde worden. Hij ging naar het gymnasium. In de 3e en 4e klas bleef hij zitten en ging hij naar het atheneum. Hier kon hij niet goed omgaan met de strakke regels van het schoolsysteem. Kort daarna stopte hij met school.
Een cursus reclametekenen en fotografie moesten uitkomst bieden, maar ook hier voelde Rueb zich niet thuis. Hij wilde illustrator worden en wilde zijn eigen weg vinden.
Toen hij zijn ouderlijk huis verliet, verhuisde hij van de chique Wassenaarseweg naar de volkse Schilderswijk. De altijd zachte en vriendelijke Rueb had toen al geregeld last van depressies die diep geworteld waren in zijn jeugd. Zijn moeder overleed toen hij nog jong was en zijn vader kwam in opspraak door pedofiele praktijken.
Uiteindelijk werd hij huisillustrator bij de Haagse uitgaanskrant Doen. Daar bedacht hij Haagse Harry. Haagse Harry werd zo populair dat het uiteindelijk een op zichzelf staande stripfiguur werd. Het succes bleef niet alleen beperkt tot Den Haag, het bereikte uiteindelijk heel Nederland.
Op 23 oktober 2014 overleed de dan 59-jarige Rueb na een bewogen leven aan longkanker.
Heb ’n Haagse vriendin die hem perfect na kan doen. Lachen.
Oh wat hilarisch!