“Hé Buurvrouw” hoorde ik enthousiast roepen. Ik keek naar een man met een beginnend grijs kapsel en een zwart modern brilmontuur. In zijn rechterhand een klein kartonnen bekertje koffie. Verdraaid, was dit niet de man die ik weken geleden had ontmoet en beschreven in het blog ’Dag zeggers’?
Hij gaf mij een hand. En vroeg of ik aan het wandelen was. Hij had vandaag al veel gewandeld vertelde hij mij. “En koffie halen gratis bij Albert Hein,”zei hij. Ik lachte. “Wij een keer samen wandelen,” zei hij. En viste een kleine Nokia van het jaar nul uit zijn jaszak. Hij noteerde mijn nummer.
De volgende dag, dit al weer vergetend, liep ik richting het Rode Kruisplantsoen. Dit zou de dag van de vogels worden. Het begon al goed:
Nijlganzen zijn eigenlijk ontsnapte siervogels uit Afrika. Maar nu volledig geïntegreerd in Nederland. Wat staan ze hier toch parmantig aan de Valkenboskade.
Ik liep door naar het Rode Kruisplantsoen met als bedoeling daarna nog even naar de duinen te gaan.
En nee, dit kon niet waar zijn!! Weer meneer turkmans??
We gaven elkaar een hand en ik wou eigenlijk doorlopen, maar dat bleek geen optie. Hij bleef naast mij lopen. Oké dan maar, dacht ik zuchtend.
Het viel mij op dat mijn tempo toch echt wat verschilde van zijn schuifeltempo. Goh wat liep die man langzaam. Maar ja, wel heel wat meer Zen dan ik met mijn jachtige tempo. Ik vertelde hem dat ik vogels wou gaan fotograferen. Maar dat was natuurlijk geen enkel probleem. Hij had alle tijd. Ondertussen vertelde hij mij dat er in dit plantsoen een appelboom en meerdere pruimenbomen stonden. Ik was verrast. In dit plantsoen? Kon het zo simpel zijn? “Heerlijk zijn die pruimen,” zei hij. “Kleine donkere pruimen. “Wat leuk zeg,” zei ik. “Dat verwacht je niet van een plantsoen.” Ik vertelde hem dat ik vorig jaar bramen had geplukt, iets verder op. Ook aan de Sportlaan. Hij kende de plek.
Ik stond even stil om een foto te maken van twee tortelende Nijlganzen voor mij.
“Vorig jaar stonden hier veel meer bomen,” zei hij. “Ik jongen en meisje ruzie zien maken bij die boom,”zei hij. Hij wees mij een boom aan. “Jongen haar heel hard slaan, meisje huilen, ik jongen slaan. En toen kwam politie, wij op bureau.”
Een stel Grote Canadese ganzen passeerden ons. De Grote Canades Gans is de grootste gans van Nederland. Het leek wel of al die ganzen in koppels leefden.
Hij leek niet onder de indruk van deze beesten. “Maar ik meisje helpen,” vervolgde hij zijn verhaal. “Is school daar. Komen hier vaak jongeren.” Dat wist ik niet. Ik had wel de speelplaats gezien, maar geen school.
We liepen verder en ik vroeg mij af of hij een baan had. “Werk jij,” vroeg ik hem?””Al heel lang niet meer,”zei hij. “Ik veel ziek geweest.””Maar zou je dan niet willen werken,”vroeg ik? “Ik wil Nederlands praten,” zei hij. “In Westland alleen maar buitenlanders. Polen, Bulgaren. Ik taal niet begrijpen. Wil Nederlands praten.” Het gesprek werd verstoord door een vogel. Kijk eens. Weer zo’n prachtige Mandarijn eend!
Rechts zagen we een ander koppel Grote Canadese ganzen. Wat hebben die toch een mooie zwarte hals. Deze kwamen recht op ons af. Ik wist niet of ik bang moest zijn of niet.
Hij was in ieder geval niet onder de indruk. Hij lurkte aan zijn shaggie en keek om zich heen. Een paar vredige Nijlganzen met grote zwarte ogen stonden aan de waterkant.
Ik vond het nu wel welletjes en probeerde iets te bedenken om deze gezamenlijke wandeling te kunnen laten beëindigen. Maar gelukkig had hij zelf een afspraak en wilde terug. Hij wipte de Albert Heijn in voor zijn laatste gratis koffie. En ik liep naar huis.