Ik loop bij koffiehuis ‘Het Hoekje’ in Kerketuinen naar binnen. Er zitten drie mannen aan een tafel in de hoek links.
Eén van de mannen begint tegen mij te praten:“De baas is er even niet hoor,” zegt hij met een Haags accent, “maar als je een koffietje wil kan ik je dat wel geven.”
Hij loopt al naar de ruimte achter de toonbank. “Is zo gemaakt,” zegt hij. “Nou, ik drink eigenlijk thee,” antwoord ik hem. “Oh, dan wordt het wat ingewikkelder,”zegt hij. “Hé Henk, weet jij waar de waterkoker staat?”“Ja, achter,” zegt Henk vrolijk en staat op van zijn stoel om de waterkoker voor hem te halen. Maar als hij in de keuken achter de toonbank is verdwenen kan hij hem ook niet vinden. “Hé Ruud, waar is die waterkoker nâ? Die hoort hier toch te staan? Ruud, komt ook naar de keuken. “Hé, dat is gek zeg, ik zie hem ook niet staan.
”Jongens,”roept man drie,”de baas komt er aan, de keuken uit.” De mannen schieten de keuken uit. De baas, een man met een snor, komt binnen. “We wouden een theetje maken voor die dame daar, maar we konden de waterkoker niet vinden,”zeggen Henk en Ruud. “Aha,” zegt de baas.“Hij zit aan een ander snoer,” en hij loopt er naar toe. “Wou je een thee,”vraagt hij mij?”Ja graag,” zeg ik. “Komt er aan hoor,”zegt hij. Ik hoor water borrelen in de waterkoker. Ik had zelf ook wel mijn thermoskan mee kunnen nemen. Hij pakt een glas en schenkt het water in het glas met een theezakje erin. “Zo, hier is je thee,’ zegt hij. “ Je hebt er lang op moeten wachten.” “Valt wel mee hoor,” zeg ik.