Als je tegen iemand zegt dat je naar Clingendael gaat is de reactie bijna altijd:
“Goh leuk joh. Mooi park. Fijne plek om te wandelen.”
Maar als je zegt dat je naar het Zuiderpark gaat, blijft het vaak stil.
“Het Zuiderpark?”
Wat is er eigenlijk mis met het Zuiderpark?
Er is zoveel groen en er zijn zoveel mooie plekken.
Kijk hier.
Het wordt tijd voor mij om naar het Zuiderpark te gaan. En aan jullie te laten zien wat voor park dit is.
Het is wel nog wat vroeg. Maar dat lijkt mij geen probleem.
Ik loop naar de ingang.
En ga naar links. Naar een paadje tussen het gras.
Wat uitkomt bij een open plek. Met houten speelrekken. Groen. Uitzicht. Rust. Zomaar. Omsloten door bomen.
En een beekje. Waar een reiger rustig de boel staat te observeren. Helemaal alleen. En met mij natuurlijk. In het zonnetje.
Ik sluit even mijn ogen. En laat net als hij de ochtendzon op mijn gezicht schijnen. Wat een heerlijke plek.
Ik zou hier uren kunnen zitten.
Maar ja, ik wil nog meer van dit park zien.
Dus laat ik de reiger maar achter en ga verder.
Langs een zandpaadje aan het water. Dat uitkomt op een groene weide.
Waar ik zowaar een konijn zie.
Helaas vindt hij mijn gezelschap niet zo prettig en maakt hij dat hij weg komt.
Als ik verder loop kom ik uit op een rozentuin.
Met heerlijk ruikende rozen.
Er is ook een zwembad. Wat verderop.
Maar het zwembad ziet er helaas niet zo mooi uit. Er is een beetje veel beton. Dat zou groener kunnen.
Als ik om het zwembad heenloop naar de zijkant, zie ik een romantisch terrasje liggen. Goh, dat is leuk! Wat een verrassende plek.
Zal ik daar gaan zitten? Er is nog niemand hier. Is het wel open?
Ik loop naar binnen. En vraag of ze open zijn.
“Ja hoor,” zegt de man die daar werkt, “ga maar zitten.”
Al snel komt er nog iemand op het terras zitten. Helaas rookt hij en komt de rook van zijn sigaret steeds meer mijn kant op.
Ik kijk naar voren. Naar het groen, de bomen en de bloemen. En de stilte. Een plek waar ik zou kunnen schrijven. Een plek waar je je kan bezinnen. Een plek waar je je even heel ver weg van de grote stad waant.
Na mijn drankje loop ik weer verder.
En ga naar rechts.
En.
Daar zie ik zowaar een zwaan met allemaal kleintjes! Midden op het pad.
Wat leuk!
Maar.
Hum.
Hoe moet ik nu verder?
Ik ga natuurlijk niet langs deze zwaan die als een krijger voor haar kleintjes staat.
Er komt een man aan. Die er ook langs moet. Hij schat de situatie in.
Hij heeft duidelijk minder ontzag voor deze moeder met kleintjes. Hij waagt het erop.
De zwaan steekt haar hals uit als hij langsloopt. En blaast. Dat wel. Maar daar blijft het bij.
Twee vrouwen die hem dit hebben zien doen proberen het nu ook. Zij lopen wel met een grote boog om de zwanenfamilie heen. Zijn iets minder zeker van hun zaak.
“Je moet er altijd aan de voorkant langs,” hoor ik ze zeggen. “Niet aan de achterkant waar de kleintjes staan.”
Laat ik nou net aan de kant van de kleintjes staan.
Als kind (11-12 jaar oid) ging ik vaak met mijn broertje naar het Zuiderpark. Er was een klein speeltuintje met een wipwap en een klein draaimolentje. Ik herinner me ook heel goed dat ik ooit met mijn oma door het park liep. Het bloesemende prachtig roze en er liepen pauwen. Zo indrukwekkend vond ik dat.
Wat een mooi verhaal!