Gezellig?
Nee.
Wat is gezellig?
‘Gezellig’ is het eerste woord wat je leert als je in Nederland komt.
Want, alles is gezellig bij ons.
Ons huis is gezellig. Ons leven is gezellig. Onze tuin is gezellig. Onze verjaardag is gezellig. Ontbijten met vreemden is gezellig. De buren zijn gezellig.
Hoe vertaal je dat woord eigenlijk?
Gezellig.
In het Engels zou ik een poging kunnen wagen met ‘cosy’.
A cosy living room bijvoorbeeld.
Maar, ‘het was zó gezellig op dat feest’ valt eigenlijk niet te vertalen.
Gelukkig heeft Amare geen last van deze gezelligheid.
Want Amare is niet gezellig.
Nee.
Amare is groot.
En indrukwekkend.
Maar niet gezellig.
Dat scheelt.
Die discussie heb je in ieder geval niet.
Bij Amare loop je ook niet zomaar gezellig naar binnen.
Bij Amare maak je een entree. Deftig. Door een draaideur.
En vraagt je af of je wel naar binnen mag.
Want er staan geen clubjes mensen te praten. Er is geen parkeerplaats of fietsenstalling waar mensen aankomen of weggaan. Het is niet rommelig. Of lawaaierig.
Maar stil.
En geheimzinnig.
De enkeling die ik zie gaat naar binnen en kijkt niet om.
Ik heb een afspraak.
Nu.
Gelukkig.
Dus ik kan zo naar binnen.
Zonder schroom.
Ik maak mijn entree. Door de draaideur.
En kom in een hal.
Daar weet ik werkelijk niet waar ik kijken moet. Zo groot is het.
De lichtjes in het plafond.
De vormen, de vlakken, de kleuren die naadloos op elkaar aansluiten.
De chique lange roltrappen.
De hoge pilaren.
Ik verwacht elk moment een omroepstem te horen met: ‘mind your step’.
Maar waar is de kantine gebleven waar je elkaar ontmoet?
De centrale plek?
Voor een babbel, een ontmoeting of een slappe bak koffie.
Waar is de beveiliging bij de ingang?
Waar is het bord met de briefjes en de memo’s?
Waar zijn de docenten die in en uitlopen?
En de vele studenten?
Een vriendin van mij komt mij ophalen. Zij geeft hier les. En zal mij het gebouw laten zien.
“Want, voor de meeste ruimtes heb je een pas nodig,” zegt ze.
“Daar kan je niet zo maar meer naar binnen.”
Goh, dat is ook wat.
Ik kan dus niet meer naar het conservatorium om een optreden te zien of even een babbeltje te maken. Ik zal echt moeten afspreken met iemand.
Ik moet denken aan mijn tijd dat ik hoorspelen voor de radio maakte. Je kon gewoon het Mediapark inlopen. Er hing een losse sfeer.
Maar na de moord op Pim Fortuyn werd alles anders. Er kwam een beveiliging, er waren draaihekken, je moest je melden, je moest van te voren een afspraak maken.
Er was niks meer over van het doorwerken in de weekenden, spontaan langskomen, of lekker op een mooi plekje gaan zitten.
Alles was op afspraak.
We gaan via de roltrap omhoog naar de eerste verdieping.
Waar ik wat geels zie.
“Kijk, dat zijn de postvakjes van de studenten,” zegt ze.
Even denk ik aan de rommelige postvakjes van het vorige gebouw. Met papieren die uitstaken en briefjes die er op geplakt waren.
Daar is hier geen sprake van.
Alles blinkt van de was.
Ik vraag mij zelfs af of ze wel worden gebruikt.
We gaan meteen door naar de tweede verdieping. Want daar is de concertzaal van het Residentieorkest.
Er zijn meerdere concertzalen in dit gebouw. Maar waar precies en welke is mij niet helemaal duidelijk.
Helaas is er nu een concert bezig in deze zaal. Dus kunnen we niet naar binnen.
Er staat een strenge man bij de deur. We moeten stil zijn.
Hij staat wijdbeens en vindt zichzelf belangrijk.
Wat doen jullie hier lijkt hij te willen zeggen. Ik ken jullie niet.
Maar mijn gids legt hem uit wat wij hier doen en wie zij is.
Hij knikt. Hij kent haar niet. Maar vindt het goed.
Als het concert is afgelopen lopen mensen de zaal uit. Nu mogen wij wel van hem een kijkje nemen.
Ik verwacht een concertzaal zoals de concertzaal van het oude conservatorium.
Maar nee, dit is van een hele andere orde.
Dit komt meer in de buurt van het Concertgebouw in Amsterdam of de Philharmonie in Haarlem. Wat indrukwekkend.
Zwevende vloeren, speelse vormen, geweldige akoestiek, technische snufjes en bergen aan mogelijkheden.
Wat een muziekpaleis.
Wat een grootsheid.
Als we de zaal goed hebben bekeken gaan we weer verder.
Van de tweede naar de vijfde. De hoogste verdieping van het gebouw.
Waar de dansafdeling is.
En dansers door gangen lopen die mij niet aankijken. Ook niet als ik op twee meter afstand van hen ben.
Met het pasje van mijn vriendin openen we de deur van de dansstudio. Zodat we daar een kijkje kunnen nemen.
Wat een uitzicht!
Wow!
En wat een zaal. Ook hier weer.
Maar buiten de indrukwekkende dansstudio is er niet zoveel meer te zien op deze verdieping dus zakken we al snel af naar de vierde.
Naar waar het mij allemaal om te doen is geweest.
Het Koninklijk Conservatorium.
En daar zie ik dan toch eindelijk iemand lopen die ik ken.
Joehoe.
Maar de gangen zijn zo groot en onpersoonlijk dat ik moet roepen om hem te bereiken.
En hij hoort mij niet.
Nou ja, dan maar niet.
We lopen bij wat studio’s binnen. Het zijn er veel. Ik weet niet waar ik kijken moet.
Hier kan je als componist alleen maar dromen. Wat een mooi apparatuur!
Naast de studio’s zijn er ook nog de repetitieruimtes. En de gangen. De vele gangen.
Waar van alles ligt wat nog een plek moet krijgen.
Het begint mij nu wel wat te duizelen, daarom besluiten we naar de kantine te gaan.
Om even bij te komen en wat te eten en te drinken.
Maar dit is niet zomaar een kantine.
Nee. Dit is…
Moderne kleuren en vormen! Het lijkt wel een museum.
En er is zoveel plek dat iedereen aan zijn eigen tafel kan zitten.
Maar, is dat wel zo gezellig?
Tweehonderd miljoen euro heeft de gemeente voor dit gebouw betaald. Twee honderd miljoen. Dat is een hoop geld.
En de mogelijkheden zijn oneindig.
Maar de grootte en de onpersoonlijkheid van dit gebouw werken niet inspirerend.
Geef mij maar een klein conservatorium waar je met z’n allen naar de kroeg gaat omdat de kantine dicht is.
Waar na wat biertjes ideeën ontstaan. Samenwerkingen. Projecten.
Waar je mensen ontmoet, gedag zegt, een praatje maakt, aanschuift en overal naar binnen kan.
Of ben ik nu gewoon wat sentimenteel?
Een kaboter in een grote wereld, heb ik ook wel eens last van.