Toen ik jaren geleden in Den Haag kwam wonen waren er nog geen flats naast de duinen. Je kon je verliezen in de heuvels, de struiken, de wilde rozen, het zand, de zee, de bomen en de wind. Niemand die je zag. Een moment voor jezelf.
Toen kwamen daar de eerste flats. In Duindorp. Bij elke stap die je deed keken donker gekleurde gebouwen je aan. Overal. De duinen waren niet meer van jou. Je was niet meer alleen.
Daarna kwam de horeca. Kleine strandtenten werden groot. Paden werden verhard. Auto’s en vrachtauto’s kwamen in het zicht.
En toen. Die ene dag. Ik fietste in de duinen. En hoorde een helicopter. Een grote vrachtwagen stond geparkeerd bij de oprit van een strandtent. Een oprit bedoeld voor voetgangers. Zoals voor de vrouw. Die op het strand was geweest. En naar boven liep.
Maar de vrachtauto had haar niet gezien.
Auto’s in het Duin
Al die zware beesten van
Staal en blik en plaat
Log en weinig wendbaar geen
Zicht en snel te laat
Op een vrijdagmiddag
Onschuldig op de fiets
Zie een vrouw daar liggen
Stilte, leegte, niets
Lossen van een lading in ons
Prachtig duin
Voor een hippe strandtent
Maar een vrouw in puin
Fietsen door de heuvels en
Wandelen door het zand
De auto’s moeten stoppen
En verdwijnen, aan de kant
Maak het zoals vroeger
Het vervoeren over zee
En een huifkar voor het strand
Daar redt je mensenlevens mee
Maak het zoals vroeger
Het vervoeren over zee
En een huifkar voor het strand
Daar redt je mensenlevens mee
Mensenlevens