De grijze flat aan het Westeinde

Ik hoor een viool.

Buiten lopen mensen heen en weer.

Voor mij staat een grijs appartementencomplex. 

Een jonge vrouw in een roze truitje legt een stuk zeil op de stoep. Voor de ingang van het appartementencomplex.

Een veertiger met lang stijl haar ziet het ook en vertelt mij dat er drugsproblemen zijn in deze flat.

Ik kijk naar voren. De flat oogt niet echt gezellig. Maar wat weet je ervan als buitenstaander?

Ik moet denken aan het gesprek wat ik onlangs had met een bewoonster van deze flat.

‘De drugsproblemen zijn er niet meer,” vertelde ze mij. “Er zijn overal camera’s opgehangen en sindsdien is het hier goed.”

Schoon is het zeker.

Als je binnenkomt in de hal zie je dat alles opgeruimd is. En schoon. Misschien dat enkele vlekken op de stenen vloer nog doen denken aan andere tijden. Maar er staan geen fietsen, geen vuilnis, geen meubels. Alles is netjes en overzichtelijk.

Alleen mist er misschien wel een gezellig plantje of een leuk sfeervol meubeltje.

Als ik weer bij haar langs ga vraag ik hoe dat zit.

“Ik heb er ooit een plant neergezet,” zegt ze. “Maar de volgende dag was die verdwenen. Dus dat doe ik niet meer.
Maar voor de rest is het hier prima hoor. Iedereen denkt dat wij er een puinhoop van maken. Vooral van het afval buiten. Maar dat zijn wij niet. Mensen uit de buurt dumpen hun oude spullen voor onze flat en dan krijgen wij de schuld. Dat we niet netjes zijn.” 

Ze plukt wat aan de kous over haar haar.

“Ach ja.” Zucht ze.

Ze loopt naar haar keukentje. Die glimt en ruikt lekker. En komt terug met een glaasje water.

Ze gaat zitten. Achter haar keyboard.

En kijkt naar haar hand. Die is opgezwollen. “Het effect van borstkanker,” zegt ze. “Van jaren geleden.”

Ze is nu vier en zeventig.

Ze drukt op het ‘aan’ knopje en wil een pianostukje aan mij voorspelen.

Want de pianoles begint.

Ze aarzelt.

“Als jij luistert krijgt ik stress,” zegt ze.

Ik probeer haar op haar gemak te stellen.

Maar het helpt niet.

Ze durft niet te beginnen.

“Probeer het,” zeg ik. “Dan ga ik ergens anders zitten.”

Ze doet een poging.

En ja hoor, daar komen de noten tevoorschijn. Eén voor één.

Maar voordat de eerste regel klaar is stopt ze. En draait haar hoofd richting mij: “Is het goed zo?”

“Waarom stop je?” vraag ik.

“Omdat ik niet weet of ik het goed doe,” zegt ze.

“Maar het is beter om eerst even het hele stukje te spelen, zodat ik een goede indruk kan krijgen van het totaal.”

Maar dat is teveel gevraagd.

Ze blijft stoppen en vragen. En struikelt over de noten.

Ze vervloekt zichzelf.

Ze heeft het kousje van haar gezwollen linkerhand afgehaald. Want de dikke stijve hand luistert nauwelijks.

Ik kijk naar de muziek.

“Een a moet je hier spelen,” zeg ik.

“Wat? Dat doe ik toch?”

“Nee, je speelt een g.”

“Een g?”

“Ja, een g.”

“O.”

Ze friemelt met haar vingers en zoekt naar de juiste positie op de piano.

“Ik word zenuwachtig als jij er bij zit,” zegt ze weer tegen mij.

“Dat snap ik, “zeg ik.

“Dat zou ik zelf ook hebben in een zo’n situatie.” 

Ze draait zich om en begint weer opnieuw.

Het is bijna tijd.

“Ik lig ’s avonds vaak in mijn bed nog over de muziek na te denken,” zegt ze. “Wat doe ik toch fout, denk ik dan.”

Zuchtend staat ze op.

“Nou, ik ga weer hard oefenen hoor voor de volgende keer. Ik ga net zo lang door tot ik het kan.”

Ik roep: “Oké, tot de volgende keer.”

“Tot de volgende keer,” roept ze terug.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.

Discover more from Wandel door de straten van Den Haag

Subscribe now to keep reading and get access to the full archive.

Continue reading