En daar ging ik weer met mijn camera op weg naar de kerk.
Hevige windstoten en gure regen sloegen mij in het gezicht. Ik vermoedde dat de toren vandaag ook niet zou worden afgebroken.
Ik keek naar de bouwvakkers. Ik hoefde niks meer te zeggen. Ze kennen mij nu.
“Nee,” zei de man met grijzend haar. Nu niet.
“Wanneer dan wel,” vroeg ik?
Ik weet niet hoevaak ik die vraag wel niet gesteld heb de afgelopen maanden.
“Hangt van het weer af hè,” zei de man.
Ik hoorde twee voorbijgangers praten:
“De omwonenden hebben erg veel last van dit project. “
“O ja, antwoordde de ander?”
“Schade hè. Het veroorzaakt veel schade. Scheuren enzo.”
Opeens zag ik een bulldozer een gigantische berg stenen oprijden. Ik was te laat om mijn camera te pakken. Wat een sensatie. Die machines zijn onverschrokken. Niks is ze te moeilijk.
Toen hij boven op de top van de stenen berg stond liet de bulldozer zijn arm zakken. Indrukwekkend.
Ik verwachtte een oppakken van grote brokken steen.
Maar toen zag ik dat de grijpvork slechts een paar latjes pakte. De latjes van het dak.
Was dat alles?
De latjes vielen er weer uit. Hij moest het opnieuw proberen. Het kostte moeite die grote grijper goed te richten. Ik waande mij op de kermis bij een grijpautomaat. Grijpers die altijd misgrijpen en jouw cadeautje net tussen hun vork uit laten vallen.