Jarenlang heb ik langs dit grote gebouw gelopen op weg naar het conservatorium.
En mij afgevraagd wat daar nou precies binnen gebeurt.
Eigenlijk was ik het gebouw al een beetje vergeten. Totdat een familielid van mij daar ineens begon te werken en mij uitnodigde.
Om hem aan het werk te zien.
In een echte strafzaak.
“Maar, je wordt wel gefouilleerd,” zei hij.“En, je moet je telefoon uitzetten.
En je melden bij de bode. En een identiteitsbewijs meenemen.”
“Tsjonge, dat is heel wat. En hoe gaat dat dan allemaal in zijn werk?” vroeg ik.
“Je begint met een bodyscan.”
“O nee!”
“Jawel.”
Op de één of andere manier heb ik het niet zo op die scans.
Alsof ik iets te verbergen heb.
Misschien komt het wel omdat soms het alarm afgaat. En je dan apart wordt gezet.
Je hele lichaam afgezocht wordt naar verdachte voorwerpen. Terwijl iedereen kijkt. En je daar verloren staat. Volkomen overgeleverd aan hun oordeel.
Totdat blijkt dat het slechts om een ijzertje in je bergschoen te gaat.
Je in de rij
staat het alarm af
gaat met strenge blik
tot je schrik
eruit wordt gepikt
neergezet naast
de scan waar
iedereen je kan zien haast
Armen omhoog benen uit
elkaar met een stok
Je lichaam aftast adhoc
het zweet je uitbreekt
Mensen kijken
veroordelen wijken
Nooit meer ga ik onvoorbereid door zo’n scan.
Schoenen uit. Sieraden af. Riem uit je broek. Geld en sleutels uit je zak. Binnenvoering controleren op verloren muntjes. En dan maar een schietgebedje doen in de hoop dat er geen alarm afgaat.
In India gebeurde het dat ik staande werd gehouden omdat ze een tampon in mijn zak vonden.
“Wat is dit?” vroegen ze toen.
Het schaamrood stond op mijn kaken.
Dus ook die dingen heb ik nooit meer in mijn broekzak.
Ik loop naar de ingang van het Gerechtshof. Ingeklemd tussen hoge bedrijfsgebouwen. Langs de snelweg.
Niet echt een gezellige plek.
Op de muren bij de entree staat heel groot geschreven dat je je telefoon uit moet zetten.
Ik wil graag een foto maken van deze tekst maar durf niet goed. Bij deze strenge tekst. Want ik weet niet of het telefoonverbod ook voor de buitenkant van het gebouw geldt.
Dan maar niet.
Ik ga door draaideuren. Waar een beveiliger achter staat. En daar begint het gelazer al.
Ik wordt naar de Scan geleidt. Mijn bagage moet ik op de band zetten en zelf ga ik door poortjes.
Ik kijk angstvallig naar mijn tas op de band? Zou er iets verkeerds inzitten?
En, zal ik niet toch mijn schoenen uitdoen? En mijn jas? En mijn riem? En mijn sieraden?
Maar dat hoeft allemaal niet.
Ik loop zo snel mogelijk met een zogenaamde ‘niks aan de hand’ blik door de poortjes. Geforceerd lachend naar de beveiligers.
Wel niet wel niet.
Maar gelukkig.
Er gaat geen alarm af.
Ik mag door.
Opeens is het allemaal oké. De bewaker is weer aardig.
Ik vraag hem waar ik naar toe moet.
“Je moet je melden bij het loket,” zegt hij vriendelijk. En hij wijst mij een hokje aan wat verderop staat.
Opgelucht loop ik verder.
Ik ben niet de enige die zich meld. Er staat een rij. Wat moeten al die mensen hier? Zijn ze bij mijn zaak betrokken? Zijn zij getuigen? Of geïnteresseerden?
Maar dat blijkt niet het geval. Er zijn talloze rechtszalen en rechtszaken die tegelijkertijd worden behandeld. Op meerdere verdiepingen.
Na een tijdje ben ik aan de beurt.
De vrouw in het loket is kordaat. Ze stelt mij vragen en ik antwoord haar. Met mijn paspoort in mijn hand. Maar daar kijkt ze niet naar. Ik krijg een roze papiertje waarop staat: 2de etage, balie E. Met een rood krulletje er door. Alsof ik ben goedgekeurd.
“Dit papiertje moet u bij de ingang van de rechtszaal laten zien,” zegt ze.
Ik knik.
“Prima. Hoe kan ik daar komen?”
“U kunt twee trappen op of u kunt met de roltrap,” zegt ze. En ze wijst naar een bepaalde richting.
Ik kies voor de trappen. Het zijn geen twee – maar vier trappen.
Boven kom ik in een zaal terecht. Met aan de zijkant een balie waar veel bedrijvigheid is.
Ik meld mij bij de balie en laat braaf mijn roze papiertje zien. Ik zeg dat ik in zaal E moet zijn maar niet weet waar dat is.
“Voor welke zaak komt u?” vraagt ze mij.
“Uhm, ik kom niet voor een bepaalde zaak,” zeg ik. “Een familie lid van mij heeft mij uitgenodigd om te komen kijken, hij is griffier.”
Ze lijkt vertwijfeld.
“Wie is dat?”
Ik zeg zijn naam.
Ze noteert de naam.
“Dan mag u daar gaan zitten,” zegt ze.
“Ik heb nog een vraagje,” zeg ik. “Mag ik op het balkon zitten?
Mijn familielid heeft mij namelijk geadviseerd om op het balkon te gaan zitten omdat je daar het beste zicht hebt.”
“Loop straks maar met mij mee, want het kan zijn dat het balkon vandaag dicht is. Houdt mij maar in de gaten wanneer ik naar die deur toe loop,” zegt ze en wijst mij een deur aan.
Ik ga naar de plek waar ik kan wachten. Stoelen gegroepeerd in een U vorm. En ga zitten.
Als ik zit kijk ik naar de balie. Om de vrouw in de gaten te houden. Maar. Ik kan haar niet zien. Zij zit net achter een enorme pilaar.
Wat later gaat er gelukkig een bezoeker weg waardoor ik naar een andere stoel kan verhuizen.
Om mij heen zit een groep jongeren. Met een docent. Hij legt hen het een en ander uit over het rechtssysteem. Terwijl de jongeren naar hun mobiel staren.
Wat? Je mag je mobiel hier toch niet aanzetten?
Het is warm. Aan energiezuinig stoken doen ze hier waarschijnlijk niet. Ik kijk weer even naar de vrouw achter de balie.
Shit.
Ze is verdwenen. Ik heb haar gemist. Hoe kan dat nou? Waar is ze?
Ik kijk snel de zaal rond waar ze is gebleven. Gelukkig zie ik haar staan. Bij een deur. Ik loop naar haar toe en vraag hoe het zit.
“Dit is een andere zaak,” zegt ze. Ik ga straks naar uw zaak.”
Ik ga weer zitten en drink een bekertje thee. Ik kijk nu non-stop naar de balie. Als de dood dat ik haar straks weer kwijt ben.
En inderdaad, na een paar minuten komt de vrouw weer in beweging. Ze gaat nu naar de zaal waar ik wezen moet. Samen met twee politiemannen. Ze doet de deur open en sluit hem achter zich.
Na een paar minuten komt ze terug en loopt zo waar mijn kant op.
“Het is even wachten op de advocaat,” zegt ze. “Ze is te laat.”
Ik vraag haar of het vaker voorkomt dat de advocaat te laat is.
“Nee,” zegt ze.
Daarna schiet ze de zaal weer in.
Even later komen zij en de politiemannen er weer uit en lopen alle drie naar de balie.
Dit gaat een lange dag worden.
Er hangen tv schermen met informatie over het rechtssysteem en over wat te doen bij schulden. En informatie over de verschillende zalen.
Ik doe nu toch maar even mijn mobiel aan. Want iedereen heeft hem hier aan staan. En kijk of er berichten zijn binnen gekomen. Nee. Dan doe ik hem weer uit.
Na een tijdje zie ik de vrouw en de politiemannen weer mijn zaal in gaan.
En als ze er uitkomt is het zover. Ze geeft mij en ook de groep jongeren een seintje en wij worden allen naar het balkon geleid.
Eindelijk, het gaat beginnen.
We gaan zitten op stoelen. Met voor ons een grote glazen wand waar we doorheen moeten kijken. Beneden ons speelt de zaak zich af. Het geluid horen we door de speakers. Het is een beetje onpersoonlijk zo.
Mijn familielid, de griffier, zie ik ook zitten. Hij zit strak achter een tafeltje in een keurig tenue met een laptop voor zich. Ik ben er trots op dat ik hem ken.
Hij schrijft alles op wat hij hoort. De hele tijd door. Zonder te stoppen. Hoe houdt hij dat vol?
Heel af en toe kijkt hij op om dan vervolgens weer verder te gaan in zijn onuitputtelijke woordenstroom.
Het balkon geeft een overzicht van de mensen die de verdachte veroordelen. Maar de verdachte zie ik praktisch niet. Alleen een klein stukje van zijn rug.
En helaas is het glas zo vies dat alles wazig is. Ik had toch liever beneden in de zaal gezeten.
Maar als de zaak begint word ik toch gegrepen.
Rechts zit de griffier. Daarnaast de rechter. In het midden de voorzitter. Daarnaast nog een rechter. En links de officier van justitie.
Ik heb nooit begrepen hoe een rechtszaak precies werkt. Maar nu zie ik voor me hoe het gaat.
De voorzitter, een man met een aardige en fijne stem, is degene die praat. De griffier schrijft.
De verdachte heeft een tolk die alles vertaald. Daarom wordt er langzaam gesproken door de voorzitter. Elke zin van hem wordt gevolgd door een pauze en een vertaling.
De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter. Die ook weer vertaald moeten worden.
Daarna begint de linker rechter met vragen. De rechter rechter blijft stil. Terwijl je verwacht dat een rechter rechter…
Waarom zijn er twee rechters?
Ik weet het niet.
De verdachte begint met het antwoorden van de vragen van de rechter. De sfeer is goed. De verdachte wordt in zijn waarde gelaten.
Maar dan komt de officier van justitie in actie. Die nare vragen gaat stellen. Raar dat je zonder iets te weten een hekel aan iemand kan krijgen.
Ze wil dat hij straf krijgt. Want hij heeft een misdrijf gepleegd. En dat moet gestraft worden, spijt of geen spijt, gedragsverandering of niet.
De advocaat die nu mag praten werpt tegen dat het gevolg van de straf enorm is. Dat hij dan zijn huis verliest. En dat zijn terugkomst in de maatschappij na de gevangenschap dan veel moeilijker zal zijn. En dat hij op dit moment al aan zichzelf werkt. En hulp krijgt. En spijt heeft. En het nooit meer zal doen.
Maar de officier van justitie is onverbiddelijk.
Na een uur ben ik toch wat lam geslagen.
Ik verlaat de ruimte. Want dat mag.
Wat later vraag ik aan mijn familielid wie de zaak gewonnen heeft. Het lijkt mij een logische kwestie. De verdachte. Want hij is zijn leven aan het beteren.
“Over twee weken komt de uitslag,” zegt hij.
En dan blijkt: de verdachte is schuldig en moet de gevangenis in.
Recht en rechtvaardigheid zijn twee heel verschillende toestanden !
Blijf dus maar zoveel mogelijk uit de buurt van rechters, behalve om koffie id mee te drinken.
Daar zit wat in!