Het is half vier. Ik ben ruim op tijd. Om naar het concert van Joep Beving te gaan.
Ik ben uitgenodigd. Voor een huiskamerconcert.
Joep Beving is pianist. En componist. Hij speelt zijn eigen stukken.
Door musici van serieuze muziek wordt gesproken over babycomposities. Te simpel.
En slechte pianotechnieken. Hij telt niet mee.
Maar hij is wereldberoemd. Speelt zowel op Lowlands als in het Concertgebouw.
En wordt enorm veel gedraaid op Spotify. Hij heeft miljoenen volgers.
“Ik treed niet veel op,” zegt hij later tegen mij. “Ik doe slechts veertig concerten per jaar.”
Ik denk dat menig pianist en componist zou juichen bij dat soort aantallen.
Toen ik voor het eerst naar een compositie van hem luisterde dacht ik: “mooi, maar dat kan ik ook.”
Het lijken eenvoudige melancholische dromerige improvisaties. Die hij ter plekke bedenkt.
Maar als ik hem later vraag of hij tijdens zijn optreden improviseert, wijst hij naar zijn pianoboeken:
“Elke noot is uitgeschreven,” zegt hij. “Niks is geïmproviseerd.”
Maar zijn stukken zijn wel al improviserend ontstaan. In de keuken. Op de piano van zijn oma.
Ik kijk naar de piano. Waar hij straks op gaat spelen. De voorkant van de piano is weggehaald. De demper pedaal naar beneden getrokken.
Als je de demper pedaal nodig hebt om zacht te spelen, beheers je niet de techniek om zacht te spelen, wordt meestal gezegd. Waarom doet hij dat dan wel?
Omdat het past bij datgene wat hij speelt. Rustige meditatieve stukjes muziek.
Hij doet wat hij wil.
Zo speelt hij ook op een piano in plaats van op een vleugel. Want de piano heeft de juiste klank.
Je composities al improviserend laten ontstaan achter de piano ken ik maar al te goed. Spelen en kijken wat er komt. Soms gebeurt er niks. Soms heel veel.
En het opschrijven. Daarna. Noteren. En je niks meer kunnen herinneren van al die prachtige wendingen en spontane invallen.
Doodzonde denk je dan. Waar is mijn prachtstuk gebleven?
Hoe zou hij dat doen? Improviseren en alles onthouden?
Zou hij het opnemen? Met een telefoon?
Ook dat ken ik.
Je zet de recordknop aan. En begint te spelen. Althans, dat wil je. Je kijk naar het toetsenbord.
En probeert. Maar het klinkt niet lekker.
Je linkerhand verstijft. En je rechterhand speelt niet meer gelijk.
Stress. Stress krijg je ervan. En je zet ‘m uit.
Improvisaties noteren op papier? Die ademen niet. Gevangen in van te voren bepaalde maatsoorten en ritmen.
En een improvisatie als een improvisatie laten klinken is nog veel lastiger.
Dat is zijn kracht. Je te laten denken dat je bij hem aan zijn keuketafel zit. Meegaan in het moment. Het moment van spontane creatie.
Maar elke noot staat vast.
Deze boomlange man. Van twee meter en zeven centimeter. Als ik met hem praat krijg ik kramp in mijn nek.
Hij is aardig. Vriendelijk. En praat met iedereen die dat wil.
Ik vraag of hij zenuwachtig is.
“Nee,” zegt hij, “alleen heel moe. Ik kom net uit Slovenië.”
Dan wordt hij aangekondigd. Deze lange man sloft naar zijn piano. Rustig. Glimlachend. Een hipster met baard.
Hij gaat zitten. Concentreert zich. Zet zijn handen klaar. En begint.
Zijn hoofd wat gebogen. Een serieuze blik. Introvert. En hij neemt ons mee op zijn reis. Zijn reis naar binnen toe. Als een stilleven schildert hij zijn schilderij.
Het publiek wordt stil. Heel stil. De man past zo mooi bij zijn muziek.
Hij speelt. Een uur lang. Alles uit zijn hoofd. Af en toe krabt hij aan zijn baard.
En maakt fouten. Verontschuldigt zich. Begint opnieuw. Zonder gène. Ook betrap ik hem op een vinger die een keer niet meewerkt.
Na een paar nummers vraagt hij ons niet meer te klappen. Er zijn een aantal korte nummers die hij achter elkaar wil kunnen spelen.
Er volgt een half uur aan meditatieve muziek zonder pauzes. Dat is veel. Er wordt geschoven, gekucht en gefluisterd. Naar de wc gegaan, genipt aan glaasjes en gedraaid.
Even voel ik behoefte aan weglopen. Ik snak naar een stilte. En mijn lichaam schreeuwt om majeur. Maar ik kan niet weg.
Ik krijg het niet.
Maar wel de finale.
Het rechter pedaal gaat naar beneden. In een strakke lijn. En komt niet meer omhoog. Er volgt een wolk aan geluid. Hij is niet meer te houden. Harde snelle klanken volgen.
“Dat heeft het stuk nodig,” zegt hij later.
Misschien hij zelf ook, denk ik dan.
Hij durft. Te doen wat eigenlijk niet kan. Zoveel pedaal.
Het publiek is om. “Wow, wat een power,” hoor ik zeggen.
Hij krijgt een hard applaus.
Zijn techniek is niet subliem. Maar wat maakt het uit?
Zeker, de perfectie van twee noten die precies gelijktijdig worden ingedrukt is hemels.
Maar de imperfectie van niet gelijktijdig klinkende noten een bevrijding.
En is dat niet waar elke kunstenaar naar zoekt?