Hoevaak ben ik wel niet langs en door deze straat gefietst. De Meidoornstraat. Zo ook vandaag weer. Vanuit mijn ooghoek zag ik een man op een ladder staan, aan het werk. Niets bijzonders. Niks alarmerends. Dus ik reed door.
Richting de Fahrenheitstraat.
Omdat je in de Fahrenheitstraat niet lekker loopt met een fiets aan de hand, zette ik hem vast aan een paal en ging wandelend verder.
Vlakbij Albert Heyn stond een bankje voor de winkel waar een vrouw met een blauw ski-jack en zonnebril het publiek zat te observeren. Vlakbij de voetgangers. Zo dichtbij dat het niet prettig aanvoelde.
Terwijl ik een foto van haar aan het nemen was zei een oude man tegen mij: “Nou, ze praat tenminste niet terug.”
Het was een pop.
Een paar uur later ging ik weer naar huis en zag dat de man op de ladder nog steeds aan het werk was. Op zich niks geks natuurlijk.
Eenmaal thuis aangekomen liet dat beeld mij niet los. De man op de ladder die aan het werk is. Dus ik besloot terug te gaan om het tafereel nog wat te observeren.
Ik ging via de Laurierstraat. Een grote tekst stond daar op de muur.
De man op de ladder was nog niet klaar. Ik keek omhoog.
Er was iets vreemds met de ladder. Zie je wel. Ik wist dat er iets niet klopte. Maar ik kon mijn vinger er niet opleggen. De ladder stond niet op de grond maar begon halverwege de muur. Hoe kon dat nou?
De man had een wit donzen jas met witte werkbroek aan. Zo koud was het nou toch ook weer niet vandaag?
Hij stond op het bovenste treetje van de ladder. Met zijn linkerhand reikte hij naar de gevel. Maar na een uur stond hij nog steeds naar de gevel te reiken. En hij bleef maar naar die gevel reiken.
Verdorie, het was weer een pop.
Ik liep terug naar de Laurierstraat en zag daar een briefje van de Familie Vrolijk aan de deur.