Daar zit ze, met haar goed geknipte grijze kapsel achter een tafeltje. Te lezen. In Marmaris.
Ik herinner mij haar van bijna een jaar geleden. Toen vierde ze haar verjaardag. Ze liep alle tafeltjes langs om bonbons uit te delen. Ook aan mij (zie blog ‘Ons kent Ons’).
“Gaat u niet buiten zitten,” vraag ik haar?
“Nee,” antwoord ze. “Ik ben bijna negenentachtig en mijn huid kan niet meer tegen de zon.”
Ik kijk haar aan. Ze heeft een geplooide huid met veel make-up.
“Vorig jaar zat ik op mijn balkon in de zon en toen kreeg ik witte strepen op mijn gezicht. Dat zie je niet want ik heb ze weggewerkt, maar ze gaan niet meer weg.”
Ze trekt haar gezicht uit de plooi om mij zo inzage te geven in haar huidtoestand. Maar ik kan geen wit ontdekken.
“Als je ouder wordt, krijg je bruine vlekken.”
Ik kijk haar observerend aan maar zie geen bruine vlekken. Ze heeft kleur boven haar ogen. En haar wenkbrauwen zijn aangezet met een potlood.
“Ik kom hier vaak,” zegt ze. “Iedereen kent iedereen.”
Een ober komt langs. En ik maak van de gelegenheid gebruik om naar de wc te gaan. Als ik terugloop is ze al weer aan het lezen. Ik loop naar mijn plekje op het terras. Pak mijn laptop en begin te schrijven.
Als ik opkijk is ze weg. Ze is mij gepasseerd maar heeft niks gezegd.
Kijkduin begint te veranderen. Ze zijn bezig met een verbouwing. Flats beginnen beetje bij beetje de lucht in te groeien.
Enkele doorkijkgaten in het hek bieden zicht op dit proces.
Ik werp een blik op de boulevard. Met zijn lage huisjes. Het vergeten plekje van Den Haag.
Ik ben benieuwd hoe ze deze restaurantjes willen gaan verwerken in het Nieuwe Kijkduin. De rustige sfeer, het dorpse gevoel, de zon, het uitzicht op de zee, het oudere publiek, de wandelaar, de boot, de kleine vogeltjes die tussen de tafeltjes hupsen, het verleden, de plek waar je niet afspreekt, de plek waar ik tot rust kom.
Ik had haar nog wat willen vragen. Maar ze is weg. Stel dat het hier heel druk gaat worden. Dat het een plek voor jongeren gaat worden. Zal ze hier dan nog steeds naar toe gaan?
Het is druk bij dit restaurantje. Waarschijnlijk omdat het een zonnige dag is. En omdat het vakantie is. Families vermengen zich met ouderen.
Opeens voel ik een zware trilling vanuit de grond door mijn stoel trekken. Er klinkt een zware zoem. Niemand kijkt op. Maar ik vind het onaangenaam. De schuifpui wordt opengetrokken. Er lijkt niks aan de hand.
Toch heeft de horeca het moeilijk. Zo hoorde ik gisteren van een kok. Straten vullen zich met eettentjes. Winkels verdwijnen. Horeca komt er voor in de plaats. De koks zijn bijna niet meer aan te slepen. Menig kok begint voor zichzelf. Of kan een ‘betere’ werkplek krijgen. Restaurants gaan failliet.
Maar bij dit tentje merk ik daar niets van. Het vriendelijke Turkse personeel is nog steeds hetzelfde. Al jaren. En het eten wordt op tijd geserveerd. Met een glimlach. Zoals altijd.
Ik besluit terug naar huis te gaan. De lucht is strakblauw.