“Nietjes? Wat zeg je?
“Nietjes.”
“Gebruik jij die nog?”
Verkeerd begrepen. Het gaat niet over nietjes, maar over fietsbeugels. Fietsnietjes worden ze ook wel genoemd. Dat zijn van die dingen waar fietsen tegenaan worden gezet. Of eigenlijk gesmeten. Want keurig in een rij staan ze nooit. Waar je met een slot je fiets aan vast kan maken. En met een beetje pech de volgende dag vast zit aan een ander slot. Waar nooit genoeg plaats is. Waar grote fietstassen ruimte innemen voor twee. Waar kapotte fietsen staan de verloederen. Waar bakfietsen worden gehaat. Waar fietslichten kapot gaan. Waar de hoeveelheid fietsen driedubbel is.
Hier wil je je fiets toch niet meer tussenpersen?
Deze fietsbeugels kan je aanvragen. Bij de gemeente. Voor je eigen stoep. Maar dat is alleen voor mensen die in portiekwoningen wonen en geen kelder of box hebben om hun fiets te stallen.
Aha.
Dus niet voor de flatbewoners?
Of rijtjeshuizen zonder voortuin?
Of bewoners met een kelderbox die via een trap of slecht werkende deur te bereiken is?
Je kan toch niet verwachten dat een zeventigjarige haar zware elektrische fiets op de schouder neemt en zegt: “kom, laat ik mijn fiets eens even via de trap en twee zware deuren naar mijn kelderbox dragen.” Om na tien minuten weer terug te moeten voor een vergeten boodschap.
Of de helpende vriendin die met grote tassen vol eten eerst even haar fiets naar beneden moet sjouwen voordat ze haar zieke vriendin kan helpen.
De beugels mogen overigens ook niet in de weg staan voor hulpdiensten, rolstoelen en kinderwagens. Dus het is nog helemaal niet gezegd of jij als portiekbewoner wel zo’n nietje kan krijgen. En stel dat er plaats is voor één nietje. Denk je dat iedereen dan weet dat die ene beugel alleen voor jou bedoeld is?
De fietsbeugel wordt namelijk in de openbare ruimte geplaatst en is dus voor algemeen gebruik. Ook dat nog. Dus niet alleen de bewoners van het huis kunnen gebruik maken van het nietje, iedereen mag er gebruik van maken.
Daar ga je dan als je ’s avonds laat thuis komt na een verhitte treinreis en een dag vol werk. Je wil je fiets vastzetten aan je nietje, maar helaas. geen plaats..
En met een beetje pech ben je de volgende dag ook nog je fiets kwijt omdat die niet netjes aan het nietje vast zat.
Weet de politie veel. Dat dat jou nietje is.
Er kunnen natuurlijk wel parkeerplaatsen worden opgeofferd voor de nietjes in autokrap Den Haag. Maar ja, dat levert gegarandeerd ruzie op met de buren.
Afhankelijk van je aanvraag en de beschikbare ruimte plaatst de gemeente maximaal vier fietsbeugels.
Nou nou.
Ik loop de Galileïstraat in op weg naar stadstuin Emmahof (zie blog). Er lijkt daar iets aan de hand te zijn. Er staan wat mensen. En er is een lint met een enorme schaar. Daarnaast staat een fietskar met koffie.
Als ik beter kijk zie ik daar tot mijn verbazing nietjes.
Of, zoals de gemeente het mij probeert uit te leggen, een mobiele fietsvlonder. Dat zijn nietjes die voor drie maanden een tijdelijke parkeerplek krijgen toegewezen. Aangevraagd door de buurt. Als blijkt dat bewoners er tevreden mee zijn komen er definitieve fietsbeugels.
Het is een pilot.
Zo meteen wordt het lint doorgeknipt.
Wat een heisa voor zo’n tijdelijk iets. We hebben het hier over slechts acht fietsparkeerplekken. En wat moet er met al die andere honderden fietsen? Gaan die allemaal een parkeerplek innemen?
Ik loop naar de koffiefiets voor een kop koffie. De man van de koffiekar vertelt mij dat hij een venter is. Ik weet niet wat dat betekent dus hij legt mij uit wat dat is: “een venter is iemand die nooit langer dan tien minuten ergens mag staan om te verkopen. Daarna moet je weer door. Tenzij er een rij staat. Dan mag je blijven. Dat noem je venten. Zo ga ik fietsend door Den Haag om koffie te verkopen. Ik heb geen vergunning nodig.”
Goh, die man zal wel een goede conditie hebben, denk ik.
“Je kan mij mailen als je wil dat ik ook in jou straat langskom.”
“Wat een leuk concept,” zeg ik.
“Kan je hiervan leven?”
“Jazeker,” zegt hij zelfbewust.
“En, sterker nog, het is voor mij belangrijk dat ik in gesprek ga met mensen. Dat er contact is. Dus het is meer dan alleen koffie verkopen.”
Het verbaast mij dat je met sociale praatjes genoeg bakkies pleur (koffie op z’n Haags) kan verkopen. Als hij met iedereen zo’n lang gesprek heeft als met mij lijkt me dat dat wel een grote kostenpost kan worden.
Hij kijkt mij lachend aan. En vertelt dat hij eigenlijk een wandelaar is. Dat hij soms naar de markt in Rotterdam loopt om daar wat te kopen. Dat is vijf en twintig kilometer.
Ik krijg de koffie. Een wandelende fietser. Ook een mooi thema.
Een vrouw van de gemeente die nu het woord gaat voeren praat nog even met haar collega. Zij woont boven mij. In een portiek woning.
Het is een groot moment voor haar. De eerste mobiele fietsvlonder van Den Haag wordt hier neergezet.
Er zijn weinig mensen. Niet voor iedereen is dit kennelijk een hoogtepunt.
Ik denk aan mijn eigen straat. Waar ook een paar beugels staan. Veel te veel fietsen voor die paar nietjes. Net zoals hier.
Zij zal toch niet ook in mijn straat…?
Waar al zo een tekort aan parkeerplekken is?