Zo was het op de piek van de Coronagolf.
Ik loop naar binnen. Bij de Plus Markt. Een jongen staat naast de deur bij de ingang. Hij geeft mij keurig een mandje waar hij net een doekje met ontsmettingsmiddel langs heeft gehaald.
Ik pak het aan. Als ik door het zwaaihekje naar binnen wil gaan gaat hij niet naar achter om te gewenste afstand te bewaren.
Moet ik er wat van zeggen?
Maar er zijn alweer nieuwe klanten. Geen tijd om na te denken. Ik loop verder.
De gangen tussen de schappen zijn smal. Te smal. Waarom hebben ze hier geen eenrichtingsverkeer?
Ik probeer naar de broodafdeling te lopen, maar drie vakkenvullers staan vrolijk met elkaar te kletsen. Ik kan er niet door. Ik wil naar links om ze op die te manier te ontwijken, maar daar is een andere klant zijn boodschappen aan het doen. Dan maar weer terug naar de groenteafdeling.
Bij de groenteafdeling komen dozen met fruit binnen. De kar is zwaar. De vakkenvuller heeft ruimte nodig.
Hij kijkt niet waar ik sta. Hij moet er langs. Hij passeert mij op veertig centimeter afstand.
Ik ga snel richting de uitgang. Maar ook daar komt een vakkenvuller mij tegemoet. Wat is dat met die vakkenvullers?
Waarom sluiten ze de winkel niet een half uur om die vakkenvullers hun werk te laten doen?
Ik loop al zigzaggend naar de kassa. De scan-automaten zijn druk. Dan maar afrekenen bij de kassa. Er hangen mooie lange plastic gordijnen voor de kassa om mensen te beschermen tijdens het afrekenen. Hier is over nagedacht.
Een vrouw met haarband, grijs haar en jawel, echte plastic handschoentjes staat voor mij bij de kassa. Ze wil afrekenen. Ze ziet er keurig uit deze vrouw. Maar ze heeft kriebel aan haar neus. Ze wrijft over haar neus. Met haar plastic handschoentje. En gaat dan door met boodschappen uit de kar halen. Met diezelfde handschoentjes.
De kassière pakt haar boodschappen aan en haalt ze door de scan.
Als alle spullen zijn afgerekend gaan ze weer naar de vrouw. De kassière (zonder handschoentjes) draait zich naar mij toe.
“Een doosje aardbeien?”
“Ja,” zeg ik.
Ze pakt het doosje met aardbeien. Maar er vallen een paar aardbeien uit het doosje. Dat kan natuurlijk gebeuren. Ze legt ze weer in het doosje. Met haar blote handen. En komt even achter het plastic tevoorschijn: “Ik leg de aardbeien wel hier neer want de vrouw voor u is nog aan het inpakken.”
Ik deins naar achteren. Ze komt te dichtbij. Maar daar staat helaas een andere klant te wachten.
Zo is het nu
Nu, twee weken later beginnen sommigen supermarkten hun beleid weer wat af te vlakken. Bij de grote Albert Heyn in de Elandstraat straat geven ze geen ontsmette karretjes meer. Dat mag je zelf doen.
“Ja,” zegt een jonge medewerkster,“ die Coronatijd kan nog heel lang duren. We blijven niet bezig.”
Vreemd genoeg beginnen ze bij de Plus Markt nu echt pas op dreef te komen. Het zijn echte diesels.
De kassières dragen handschoenen.
De jongen met de mandjes bij de ingang staat op gepaste afstand.
En de vakkenvullers wachten als je er langs wil of zeggen sorry.
Het is wat.
Ik ben net zo verbijsterd als jij. Wat een rare, rare wereld. Ik ben net zo voorzichtig als jij. En blijf dat voorlopig nog. Ik kijk de kat uit de boom. Blijf gezond, liefs.
Dank je, jij ook!