Het statenkwartier is een mooie wijk met veel oude statige panden. Het Gemeentemuseum is daar onderdeel van. Als je langs het museum loopt en de eerste straat naar rechts gaat, de Eisenhowerlaan in, zie je een telefooncel in hun tuin staan.
Het is een oude alarmcel met een buste van Stalin erin. Er staat een uitleg op de deur van de cel:
‘Een oude, grijze, Nederlandse alarmcel geeft onderdak aan een bronzen buste van de voormalige Russische dictator Josef Stalin (1878-1953). De buste staat op een sokkel, omgeven door draperieën van rode stof. Er naast staat een schemerlampje en voor Stalins neus ligt een haring. Dit kunstwerk is gemaakt door de Russische kunstenaars Vitaly Komar (geb.1943) en Alexander Melamid (geb.1945). Zij wonen in New York en zijn bekend om hun provocerende kunstwerken die het Sovjetregime bekritiseren. Dit beeld is daar een goed voorbeeld van.
Oorspronkelijk stond het opgesteld in de Geleenstraat in Den Haag waar het oudste beroep (prostitutie) van de wereld wordt uitgeoefend. Stalin moet zich daar op zijn gemak hebben gevoeld, zeker met die haring voor zijn neus want van beide was hij een groot liefhebber. Maar hij zat wel opgesloten-zoals dat hoort met dictators. Nadat de sculptuur in 2002 in de tuin van het Gemeentemuseum Den Haag werd geplaatst veranderde de betekenis. Het rode lampje verwijst nog naar de Geleenstraat, maar straalt toch vooral huiselijkheid uit. Stalin zit ‘gezellig’ opgesloten in zijn eigen historische werkelijkheid’.
Ik loop om de cel heen en kijk naar binnen. Daar ligt inderdaad een haring voor Stalin’s neus. En ook het lampje zie ik.
Maar wat is nou eigenlijk een alarmcel?
‘Voor het melden van calamiteiten kon het publiek terecht in een aparte telefooncel, de alarm-brand-politiecel. Ze werden in 1925 in de stad Den Haag geïntroduceerd. In 1929 bedroeg hun aantal al 103. Het publiek kon snel de politie alarmeren, want niet iedereen beschikte vroeger over een eigen telefoontoestel. De agent kon door middel van een alarmcel worden opgeroepen om contact op te nemen met het politiebureau. Daartoe bevond zich in iedere cel een schijf met rode en witte vlakken, de zogenaamde bunker. Stond de blinker op rood, dan wist de agent dat hij contact moest opnemen met het politiebureau.
Tegenwoordig zijn de alarmcellen overbodig geworden nu vrijwel iedereen zelf telefoon heeft en de politie de beschikking heeft over mobilofoons. Van de 157 alarmcellen in 1940 is er nu nog slecht één in functie over, gesitueerd op het Buiten hof’.