Op het Copernicusplein is een winkel. Een winkel voor en door echte kattenliefhebbers. Hij zit op het hoekje van de straat waar je snel aan voorbij loopt.
De etalage staat vol met tweedehands spulletjes. Waardoor het meer doet denken aan een kringloopwinkel dan aan een kattenwinkel.
Dit staat er op hun website:
‘Onze vereniging is opgericht in 1960 en heeft inmiddels ruim 4.000 leden. Daarmee zijn we de grootste kattenvereniging van Nederland. Samen met zo’n 500 vrijwilligers zetten we ons in voor het welzijn van katten in de regio Haaglanden. We bieden diensten aan zoals vakantieoppas aan huis en opvang en herplaatsing van katten. We kennen een Sponsorplan voor katten die moeilijk of niet-herplaatsbaar zijn, en we hebben een winkel waar we leuke ‘kattige’ cadeautjes en mooie tweedehands artikelen verkopen. En onze leden kunnen een tegemoetkoming krijgen in de kosten van sterilisatie of castratie van hun kat’.
Nu staat er op het raam dat ze dicht zijn vanwege Corona. Maar als ik iets wil kopen kan ik ze een mailtje sturen. Dan komen ze voor een uurtje naar de winkel.
Dus dat doe ik dan maar.
Als ik wat later terugloop naar hun winkel is de deur is op slot.
Ik bel aan. Een vrouw op leeftijd komt naar de deur en draait de deur van het slot.
“Doe de deur maar weer op slot zodat er geen mensen naar binnen kunnen,” roept ze door het raam en ze loopt snel weg naar haar toonbank.
Ik kom binnen. Het valt me op dat ze de sleutel en de deurknop niet heeft schoongemaakt nadat zij en ook ik er aan hebben gezeten.
Er staan veel spulletjes in de winkel. De winkel is groter dan ik had gedacht.
Ze vertelt dat ze alleen maar werken met gepensioneerden. Die zitten allemaal in de risicogroep.
“Dan kan je niet zomaar de deur open gooien. Maar ja, we hebben onze centjes wel hard nodig,” zegt ze.
Ze vertelt over bepaalde mensen. Die niet letten op het afstand nemen.
“Het zijn er meer dan je denkt,” zegt ze.
Haar postbode bijvoorbeeld, die de post zowat in haar armen duwde!
“Wat had ik het benauwd en wat kreeg ik een boze reactie toen ik daar wat van zei! Ik ben er nog onderste boven van.”
Ze is angstig, deze vrouw. Ook voor haar winkel.
“Niet iedereen houdt zich aan de regels en dat kunnen wij ons niet permitteren. Want er zijn ook collega’s met onderliggende aandoeningen. Maar misschien zou twee klanten in de winkel wel een mogelijkheid zijn, zegt ze.”
Het pinapparaat staat klaar. Op afstand. Ze raakt het niet aan. Als ik naar de pinapparaat loopt wijkt zij enkele meters naar achteren.
Als is klaar ben ga ik op mijn beurt weer enkele meters naar achter. Zo bewegen we als een waaier door de winkel. Anticiperend op elkaar.
Ik pak mijn pakketje en loop naar de deur.
“Doe je de deur weer op slot,” vraagt ze als ik wegloop?
“Ja natuurlijk,” zeg ik.
Ik draai de sleutel van het slot.
Ik zie geen ontsmettingsmiddel staan.
Maar zij pakt straks wel diezelfde sleutels en de deurknop vast.