Het is alweer een tijdje geleden dat ik een rondje in mijn eigen buurt heb gelopen. Het vreemde van een rondje in mijn eigen buurt lopen is dat ik eigenlijk niet goed weet waar ik dan over moet bloggen. Want er zijn weinig verrassingen meer.
Maar gelukkig loopt alles altijd anders.
Om niet geheel doelloos te beginnen besluit ik via de Fahrenheitstraat naar Albert Heijn te lopen.
Daar is een kringloopwinkel, Schroeder. Een leuke winkel met veel kleren en dingen voor je huis.
Als ik dichterbij kom zie ik een groot bord met ‘Buurtcafé’ staan.
Dat is vreemd, want het buurtcafé van Schroeder zit naar mijn weten een eindje verderop.
Ik kijk nog eens goed.
Er staat een man met een bril bij.
“Kom je ook een bakkie thee of koffie drinken in ons nieuwe buurtcafé,” vraagt hij mij?
“Ik kan nu niet,” zeg ik.
“Ja, ja.”
“We komen naar je huis hoor,” zeg hij quasi dreigend.
“Ik weet waar je woont.”
Hij lacht.
Ik schrik. Zou hij werkelijk weten waar ik woon?
Maar al snel begrijp ik dat hij een grap maakt.
Ik lach maar wat en loop door.
“Tot straks,” zegt hij daarna vriendelijk.
Ik ga linksaf de Weimarstraat in. Dit deel van de Weimarstraat heeft al vaak in het nieuws gestaan. Er schijnt veel criminaliteit te zijn.
Op het raam van buurtcentrum Wij Weimar staat een levensgroot affiche met een angstwekkende cijferlijst over de buurtcriminaliteit. Met ook dodelijke afloop.
Niet het meest gezellige affiche om je buurtcentrum mee te promoten zou ik zeggen.
Voor mij is dit stuk Weimarstraat eigenlijk nooit een probleem geweest. Met zijn knusse lunchroom, de heerlijk viswinkel en mijn favoriete Turkse supermarkt.
De winkels zijn vriendelijk, rustig, en hebben fijne producten.
Het is mij nooit opgevallen dat het hier crimineel is. Of onrustig. Ik zie wel dichtgetimmerde ramen of onverzorgde optrekjes. Dat wel.
Aan de overkant van deze buurtwinkel is het café Millenium. Daar blijken heel wat schoten te zijn gelost in het verleden.
Maar nu zie ik warempel dat er nieuwe appartementen in worden gemaakt.
Misschien dat er dan toch iets gaat veranderen?
Ik loop verder. Na de stoplichten is de Weimarstraat totaal anders. Vegatrische winkels, biologische winkels, hippe bars, restaurants. En het komt uit op het prachtige Regentesseplein.
Daar zijn ook wat veranderingen gaande. Op de hoek een nieuw Libanees restaurant. Nou ja, restaurant. Het is meer een veredelde snackbar. Maar tot mijn verrassing hebben ze daar zowel vegetarische als veganistische producten.
Op het Regentesseplein zijn een paar terrassen. Dat is een van de voordelen van de Coronatijd. Restuarants en café’s mogen hun terras uitbreiden. Daardoor is dit doorgaans wat saaie plein opeens veel levendiger geworden.
Na het Regentesseplein loop ik via de Edisonstraat terug naar huis. Aan de overkant zie ik twee mensen druk in gesprek voor een winkel staan. Ik kan niet horen wat ze zeggen.
Maar ineens gaat er iets dagen.
Is dat niet die vrouw van de tegelwinkel?
Maar wat vreemd? Zij staat voor een winkel die leeg is. Is de tegelwinkel weg?
Jarenlang kocht ik hier tegeltjes voor mijn mozaiekwerken. Eerst stond er een oude vrouw, later nam haar dochter de zaak over. Een fijne winkel. Met een groot assortiment.
Nu is de winkel weg. Zouden ze de Coronatijd niet hebben overleefd?
Ik loop verder naar het Copernicusplein. Het wat dubieuze winkeltje op de hoek is ook al verdwenen. Er hangen platen voor de ramen.
Ik vervolg mijn wandeling door de Copernicusstraat.
De Copernicusstraat is afgesloten voor het verkeer. Hij wordt verbouwd. Dat is geen goed nieuws. Want dat betekent dat er ’s avonds nauwelijks parkeerplek in de buurt te vinden is. En de gemeente van Den Haag is genadeloos bij het uitdelen van parkeerboetes rond overspannen parkeerwijken.
Ik loop via Albert Heijn terug naar de kringloopwinkel. Met een aubergine en een koolrabi in mijn hand.
Het begint te regenen.
Ik heb mijn mondkapje op gedaan.
“Hé, is je zus gekomen,” vraagt de man van het nieuwe buurtcafé lachend?
Ik hou mijn mondkapje op want ik zie de smalle ruimtes in de winkel waar niet goed afstand te houden valt.
Hij vertelt dat het buurtcafé waar hij eerst zat is opgeheven.
“Zomaar, ineens moest ik eruit,” zegt hij.
Het is even stil.
“Het was een prachtige plek,” gaat hij door.
“Maar ja, de stekker moest eruit. Door Corona mochten er nog maar vijf mensen naar binnen. Dat is echt te weinig.
Ik kijk naar de krappe plek.
De tafel past net tussen de rekken met kleren. Er staat een klein koffiezetapparaat en een waterboiler.
“Weet je, sommige mensen hebben gewoon geen eten,” zegt de man.
“En die komen dan hier. Ik geef ze te eten.”
Een wat ouder uitziende Aziatische man met een mondkapje komt binnen sloffen en gaat aan de tafel zitten. Hij kijkt voor zich uit.
“Mensen hebben geen tijd meer om bij elkaar op visite te gaan,” gaat de man verder.
“Iedereen is online. Waarom denk je dat er zoveel veréénzaming is? Drie minuten lopen naar een vriend of familielid is al te ver.
En er moet een plek voor hun zijn. Hier kunnen ze tenminste een kop thee of koffie krijgen.”
“Ben je kok,” vraag ik hem?
“Ik heb geen papieren,” zegt hij.
“Maar wel ervaring. Ik heb jarenlang in de horeca gewerkt. Ik kan alles maken.
Heb je het vlees van Beyond al geprobeerd? Die hamburger? Wat is die goed! Net echt!
Het is een product uit Amerika.
Het is de enige vleesvervanger die ik goed vind. Voor de rest zou ik geen vleesvervangers kiezen. Dan grill ik liever wat groenten.”
Hij loopt naar buiten.
“Ik geef het niet op. Ik probeer het gewoon. Ik moet die mensen toch helpen?”
“Waneer werk je hier,” vraag ik hem?
“Op dinsdag, woensdag en vrijdag. Tja, voor de andere dagen moeten we nog wat verzinnen.”
Als ik weg ga beloof ik hem een keer thee te komen drinken.
Libanees eten is heerlijk. Moet je zeker in keer proberen.
Wat een goede tip! Ga ik zeker proberen!